Trimhandleiding laser 2
Trim per windrange
0-1BFT:
Over het algemeen wordt er in dit weer niet gestart. Het wil echter nog wel eens gebeuren dat je tijdens een wedstrijd een tijdje in dit weer zit totdat de wind weer aan gaat. Er is niet zichtbaar welke richting de wind heeft. Zorg dat je zeilen niet te bol zijn, en geef ze voldoende twist. Dit zal een beetje op gevoel moeten gebeurenm omdat je telltales waarschijnlijk niks zullen doen. Heel belangrijk is om doodstil te zitten in de boot omdat elke beweging afremt. Dit geldt beslist ook voor het roer. Trim:
- topzeillat iets losser voor een vlakker zeil bovenin
- onderlijk niet erg los (5cm van de giek)
- neerhouder helemaal los, evt de giek optillen.
- fok en grootzeil op laag adw/hoog halvewinds
- fokkerail helemaal naar binnen (behalve op triska).
- gewicht zo ver mogelijk naar voren om de spiegel uit het water te halen.
- bemanning gewicht naar lij om de boot helling te geven, zodat de zeilen hun goede vorm krijgen en het nat oppervlak vermindert.
- cunningham van fok en grootzeil los. Hierbij zal je iig in het grootzeil horizontale rimpels zien in het voorlijk (speed wrinkles). Dit hoort zo.
De taktiek is vervolgens om de punt in de richting te wijzen waar je heen wil. Vervolgens zal je je zeer langzaam in die richting bewegen. Spinnaker gebruiken zal totaal niet werken. Zodra de windsterkte weer voldoende is om zichtbaar te zijn (rimpeltjes op het water/telltales), zit je in het volgende trimgebied.
1-2BFT:
Hiervoor geldt grotendeels hetzelfde qua trim als in het vorige gebied:
- topzeillat iets losser.
- fokkerail helemaal naar binnen (behalve op triska)
aandewinds:
- onderlijk niet erg los (5-10 cm van de giek) kan losser als het harder gaat waaien.
- neerhouder helemaal los. (twist regel je met bridle/grootschoot, zie bridle)
- fokkeschoot 5-10cm losser dan strak.
- gewicht zoveel mogelijk naar voren.
- bemanning gewicht aan lij om de boot te laten hellen.
- cunningham fok en grootzeil helemaal los.
Opnieuw geldt dat bewegingen zoveel mogelijk vermeden moeten worden. Als ze nodig zijn, doe het dan zo vloeiend mogelijk. Rolltacks zijn een must om gang te houden. Bij aandewinds varen zorg eerst dat je snelheid hebt, en ga daarna pas voor hoogte. Blijf hierbij relatief laag varen (dat de achterste telltale onrustig is, maar niet wegvalt). Gang is alles. Als je voorlijk gaat killen, ga er dan niet meteen van uit dat het een shift is en daarop sturen. Als het namelijk een luwte is kan je veel beter op dezelfde koers doorvaren. Je houdt dan je hoogte en remt niet af door te sturen. Als het wel een shift is rem je minder als je vloeiend stuurt en wat langer met killende zeilen vaart dan andersom. Gewicht gebruiken om te sturen remt het minst. Als je schuin gaat door een vlaagje, vier dan een klein beetje schoot, trek de boot recht met je gewicht en trek de schoot als de boot recht is met een vloeiende beweging weer naar de goede stand. (ease, hike, trim) Op die manier haal je er de meeste voortstuwing uit.
halvewinds:
- zodra je de spi vol kan houden (qua hoogte) kan het uit om deze te voeren, zo'n beetje ongeacht welke capriolen je uit moet halen om dit voor elkaar te krijgen (boom omhoog!).
- onderlijk kan wat losser (10-15cm).
- mogelijk moet de neerhouder aan om de twist binnen de perken te houden.
- grootzeil trimmen op achterlijktelltales
ruimewinds:
- boom op dusdanige hoogte dat de schoothoeken van de spi ongeveer op dezelfde hoogte zitten.
- zwaard half omhoog.
- neerhouder genoeg aan om de twist binnen de perken te houden.
- onderlijk wat losser. (10-15cm)
- Kompas kan erg handig zijn om de goede koers naar de boei te houden als de spi het uitzicht blokkeert.
- Bemanning zit aan loef, stuurman aan lij.
- grootzeil trimmen op achterlijk telltales.
Met deze windsterkte vaar je nooit voordewinds, maar kruis je in dat geval af. De stelregel hierbij is dat je hoog genoeg vaart om druk in de spinnaker te houden. Hierover moet goede en constante communicatie zijn tussen stuurman en bemanning. Gijphoeken inschatten is heel moeilijk, maar meestal kom je uit op een te hoge koers naar de boei toe na de laatste gijp. Gijp dus niet te laat, vooral aangezien je meestal wat lager wil varen voor de strijk. Stuur na het gijpen voldoende hoog om de spi vol te krijgen. De stuurman kan hierbij beide schoten in 1 hand bedienen (beide schoten naast elkaar in je palm, ene via je duim, andere via je pink) terwijl de bemanning de giek gijpt en de boom omzet. Let bij het strijken op dat het strijklijntje goed zit en dat je niet over je schoten heen vaart.
3-4BFT:
In dit bereik zal de wind wat power beginnen te ontwikkelen en ook turbulent zijn, zodat je geen twist meer nodig hebt. Trim:
- topzeillat strak voor maximale bolling bovenin.
- fokkekarretje op binnenste stand (behalve triska)
- boot vlak houden. altijd.
aandewind:
- Onderlijk redelijk los (15cm, of iets meer)
- fokkeschoot strak.
- neerhouder dusdanig strak om de twist binnen de perken te houden. Vanaf een bepaalde hoeveelheid wind werkt dit echter nog maar slecht, en ben je alleen nog maar de mast krom aan het buigen met de neerhouder. Let erop dat je dit pas doet als je de power ook niet meer nodig hebt! Op dat moment kan je de twist er alleen nog uithalen met de grootschoot/bridle (zie bridle).
- Gewicht zover mogelijk naar voren.
- regel met de cunningham dat de bolling niet verder naar achteren zit dan halverwege. Bij veel vlagen en golven kan je de bolling nog wat verder naar voren trekken.
Zodra je in dit windgebied zit kan je meer op hoogte gaan varen (loeftelltale net onrustig). Zolang het nog geen trapeze weer is blijven rolltacks belangrijk. De stuurman moet altijd op het loefgangboord zitten zodat deze goed overzicht heeft. Dit betekend dat de bemanning steeds moet wisselen tussen in de boot aan lij, aan loef en op het loefgangboord afhankelijk van de windsterkte. Dit is onhandig, maar weinig aan te doen. Als de wind nog iets meer toeneemt kan de trapeze erbij komen. Hijs jezelf dan hoog op, zodat je niet teveel oprichtend moment genereerd, maar toch makkelijk kan hangen zonder dat de haak er steeds uit valt. Voor de stuurman is er een hele vervelende valstrik. Als de wind even wat afneemt zal de stuurman automatisch wat afvallen om druk te houden zodat de bemanning in de trapeze kan blijven staan. Dit is ok omdat de bemanning dan niet door het water gesleept wordt. De bemanning moet dan echter meteen binnen komen en de stuurman weer oploeven. Vaak gebeurt dit niet, waarop de boot steeds langzamer gaat (zeilen overtrokken, dus remmen) en de stuurman steeds lager gaat varen. Hierdoor verlies je heel veel hoogte en snelheid! Let dus zeer goed op je fokketelltales, en laat je bemanning steeds zijn gewicht verplaatsen als dat nodig is. Dit is opnieuw onhandig, maar een vereiste om goed te varen. Afhankelijk van je gewicht en de omstandigheden (golven) zal je vanaf het uiteinde van deze windrange adw kunnen planeren. Zie voor de uitleg de volgende windrange.
halvewinds:
- ook hier geldt dat het uitkan om de spi te hijsen zodra je deze vol kan houden (qua hoogte). Let er hierbij wel op dat deze plotseling een enorme hoeveelheid helling geeft als ie vol valt. De bemanning moet dus klaarstaan om in de trapeze te gaan en het grootzeil moet pas aangetrokken worden als de spi vol staat.
- Zodra je gaat planeren moet het gewicht naar achteren van zowel stuurman als bemanning.
- onderlijk los (15-20 cm)
- neerhouder strak genoeg om twist binnen de perken te houden.
- grootschoot trimmen op de achterlijktelltales, voor zover je de extra power kan hebben.
Let hierbij goed op wat je kan halen qua hoogte. Zeker als de wind plotseling toeneemt kan het moeilijk zijn de boei te halen omdat je teveel power hebt. Laat het grootzeil dan gewoon wapperen en probeer of dat genoeg is. Anders zal je moeten strijken. Houdt er ook rekening mee dat je genoeg ruimte hebt om te strijken bij de boei als dat nodig is.
ruimewinds/voordewinds:
- onderlijk los (15-20 cm)
- neerhouder strak genoeg om twist binnen de perken te houden.
- spiboom op dusdanige hoogte dat de schoothoeken ongeveer even hoog zitten.
- bemanning aan loef, stuurman aan lij.
- zwaard kan wat omhoog, maar is niet heel belangrijk.
Vanaf windkracht redelijke 3 kan het niet meer uit om af te kruisen. Gewoon plat voor de wind varen. Als er golven zijn, probeer hier dan zo goed mogelijk op te surfen. Degene die het hardste gaat is degene die de meeste golven kan pakken en daarbij toch zo laag mogelijk kan blijven varen. Als er golven zijn is het belangrijk om het gewicht goed naar achteren te verplaatsen, zodat de boot de neus niet onder water krijgt.
5-6BFT
In dit bereik (of iets ervoor) zal je de boot moeten gaan depoweren om hem onder controle te houden. Meestal kan het uit om wat meer tijd te nemen voor een manouevre in ruil voor meer controle over de boot. Trim:
- topzeillat strak voor zware/ervaren bemanningen, losser voor lichte/onervaren bemanningen.
- boot vlak houden. altijd.
aandewinds:
Met de triminstellingen van 3-4BFT kan je het volgende doen om te depoweren:
- Onderlijk strak.
- Neerhouder aanrossen. (dit is echt het gaspedaal van de boot. heeft heel veel invloed op de bolling van het grootzeil, en dus de hoeveelheid power die je hebt. is bovendien heel makkelijk te verstellen, zeker als je een lange stuurman hebt die erbij kan tijdens het varen)
- fokkekarretjes naar buiten (2-4 gaatjes)
- zwaard iets omhoog (10-15cm)
Toepassen voor zover nodig, en gebruik de neerhouder om kleine fluctuaties tussendoor te compenseren. Verder:
- cunningham redelijk strak (rimpels weg, wil soms niet goed met oude grootzeilen)
- fokkeschoot goed strak (rossen maar)
- Het grootzeil zal behoorlijk uittwisten, maar je hebt dat zeil daar bovenin toch niet nodig. Niet over nadenken verder.
- Bemanningsgewicht ver genoeg naar achteren om de punt uit het water te houden. Mag zowiezo wat verder naar achteren dan normaal (halverwege de kuip)
In dit weer zal je bijna altijd adw kunnen planeren. Dit is erg belangrijk. Iemand die goed adw kan planeren zal bijna altijd sneller zijn dan iemand die goed hoogte kan pakken. En niet zo'n beetje ook. Om goed adw te planeren moet je meestal net iets lager varen dan optimaal voor hoogte. (lij telltale fok net wel/niet onrustig) Je kan het heel goed zien aan je zog. Allemaal kolkjes is niet planeren. Allemaal strepen naar achteren toe is wel planeren (strepen hoeven niet lang te zijn). Je kan ook heel goed zien of je vlak vaart als je planeert. Alleen dan is het zog symmetrisch. Wat je heel snel zal merken is dat schuin varen of te hoog varen meteen uit plané gaan betekent. Om constant te blijven planeren moet je dus precies op tijd vieren in de vlagen, en moet je vooral niet de boot op laten loeven in de vlagen (hooguit een heel klein beetje). Dat laatste is zeer tegenintuitief voor heel veel mensen, maar een van de belangrijkste trucjes om goed in plané te blijven. Omdat je op die manier niet kan gebruiken om wat druk kwijt te raken wordt het nog belangrijker om goed de grootschoot te vieren. Overweeg eventueel om de bemanning dit te laten doen, aangezien deze twee handen/armen kan gebruiken. Verder dient de bemanning zo laag mogelijk boven het water te hangen voor optimaal oprichtend moment. Zo laag mogelijk betekend dat ie net niet wordt meegesleurd als er een golf langskomt. Bij afvallen rond de bovenboei is het zeer belangrijk dat de grootschoot goed wordt uitgevierd (kijk uit dat je de boei niet raakt) en dat de bemanning lang genoeg blijft staan in de trapeze. Anders gaat de boot hellen en dan is het fysiek onmogelijk deze af te laten vallen! Neem de tijd voor een overstag, en wacht met het vol laten vallen van de zeilen tot de bemanning al half in de trapeze staat. Dit voorkomt onnodige helling. Zelf in golven is dit wachten geen probleem, als de boot maar door de wind is.
halvewinds:
In dit weer zal je meestal halvewinds niet de spinnaker kunnen voeren omdat het teveel power is. Maar met 2 zeilen ga je al rap genoeg. trim:
- Ten opzichte van aandwewinds kan je vaak wat meer bolling hebben, dus onderlijk en neerhouder wat losser.
- grootzeil trimmen op achterlijk telltales.
- als er geen spi gevoerd wordt dient de bemanning de fok ook continu te trimmen op de telltales. Maakt echt bijzonder veel uit.
- Gewicht zover mogelijk achterin. Dit betekent dat de stuurman meestal half over het achterdek heen hangt, en dat de bemanning in de trapeze zover mogelijk naar achter staat. Voor meer stabiliteit kan deze met zijn benen om de stuurman heen staan, of kan de stuurman op een van zijn voeten gaan zitten.
ruimewinds:
- onderlijk wat losser.
- neerhouder strak genoeg om twist binnen de perken te houden.
Nog steeds kan het meestal niet uit om af te kruisen en is de snelste degene die de golven het beste kan gebruiken. Hierbij is pompen heel belangrijk van zowel spi als grootzeil. Pompen hoort iig bij het grootzeil zeer explosief te gaan! De regels limiteren pompen tot 1x per golf. Leer die ene keer dus goed timen! Problematische dingen; Als er vervelende golven staan en de bemanning is zwaar kan deze bijna niet voorin zitten omdat dan de neus onder water gaat (wat een zeer goed recept is voor omgaan en in elk geval een boot vol water wat zeer langzaam is). Het kan dus vaak uit om de boom te zetten voordat de bovenboei gerond wordt. Naar het voordek om schoten onder de boot uit te halen is helemaal kansloos. Doe dit in het adw rak, doe het met de spiboom, loef wat op, of doe het niet. Houdt het gewicht achterin. Als er veel vlagen zijn kan het handig zijn om de stuurman ook aan loef te hebben zodat deze niet aan de verkeerde kant zit. De bemanning moet ingehaakt zitten om meteen uit te kunnen stappen indien nodig. Gijpen is nummer 1 oorzaak van omslaan. Als je onzeker bent, strijk dan je spi. Aarzelen is dodelijk. Als de giek niet meteen de eerste keer overkomt wanneer je dat gepland had is de kans op omslaan zeer groot. Meteen terugafvallen na/tijdens het overkomen van de giek compenseert voor de sterke oploefreactie van de gijp. Zorg ook dat het gewicht op tijd naar de nieuwe hoge kant verplaatst.
Golven
Trim in golven
In golven kan je de trimgids hierboven nog steeds aanhouden. Wel zal je vaak later beginnen met depoweren omdat je de power nodig hebt om door de golven te komen. Ook moet je de cunningham wat strakker zetten zodat de zeilen wat minder kritisch worden voor de aanstroomrichting. (omdat je veel slingert om op de golven te sturen) Aandewinds zal je lager moeten varen, wederom om genoeg snelheid en power te hebben om door de golven te komen. Als je te hoog probeert te varen zal je door je lage snelheid veel harder opzij gezet worden. In het golfdal moet je oploeven, zodat je goed door de golf heen gaat. Op de golftop moet je afvallen om weer de snelheid op te bouwen die je net verloren hebt. Ruimewinds moet je juist afvallen op in het golfdal, zodat de golf je zo goed mogelijk mee kan duwen en oploeven op de golftop zodat je snelheid houdt. In High Performance Sailing wordt dit duidelijker en uitgebreider uitgelegd.
Specifieke informatie voor bepaalde onderdelen
Masthelling
Ik (Hidde) heb zelf altijd gewerkt met informatie uit "tips on twos" http://www.warwick.ac.uk/~phsbm/laser2/tipsintro.htm. Er wordt gemeten met een meetlint aan de grootzeilval naar de rand van het achterdek boven het roer. Eeuwig twistpunt is altijd of deze meting is met geen/een beetje/veel stagspanning. Komt niet extreem nauw volgens mij, maar het is aardig om eens te kijken of het in de buurt komt. Het is verder achterover dan je verwacht. Onze oude zijstagen waren er te lang voor. Er is nieuwe (dikkere 3 ipv 2,5mm) verstaging gemaakt.
Stagspanning
Een laser 2 heeft 2 "voorstagen": 1 in de fok, en 1 om de mast omhoog te houden als de fok niet gehesen is. Om verwarring te voorkomen noem ik die eerste hierna de fokkestag en de andere de voorstag. Moet minder zijn met licht weer om de fokkestag wat meer door te laten hangen wat meer power geeft, en meer zijn bij zwaar weer om ditzelfde proces om te draaien. Ik (Hidde) neig liever wat naar teveel dan te weinig. Zou ik lichte en/of onervaren bemanningen zeker ook aanraden. Ervaring wijst bovendien uit dat veel mensen (met name hiervoor genoemde categorie) met te weinig spanning varen, zeker als het waait. Dat maakt de boot moeilijker te beheersen. Als je moeite hebt om spanning op de fokkestag te krijgen vraag dan of iemand ander je helpt. Trucjes om goed spanning op je verstaging te krijgen: neem een dun lijntje om je voorstag aan het boegoog vast te maken en haal het een paar keer door beide ogen zodat je een vertraging krijgt. Hang in de voorstag en zet de fokkeval/fokkestag op het eerste de beste haakje dat je hem op krijgt. Zet de voorstag weer strakker, hang erin en zet de fokkestag/fokkeval nog een paar haakjes hoger. Een andere taktiek die wel gebruikt wordt is om een trapezevest aan te doen en beide trapezes tegelijk in te haken en daarmee voor de boeg te gaan hangen. Zelf nooit geprobeerd. Als er niet genoeg haakjes zijn hebben een aantal fokkevallen een plaatspanner in het uiteinde die ingekort kan worden. Anders kan er eventueel een hanekam met 10 ipv 5 haakjes aangebracht worden. Probleem met de mast is inversie. Dit is als de mast naar voren gebogen is. Dit vind de mast niet leuk. Een goede mast zou niet/nauwelijks moeten inverteren, zelfs met veel stagspanning. Helaas gaat dat niet meer op voor de Euros masten. Zodra het grootzeil gehesen is dwingt deze de mast de goede kant op te buigen en is het probleem opgelost. Zorg er dus voor dat de mast zo min mogelijk vol gespannen verstaging heeft zonder dat het grootzeil gehesen is. Zelf nooit heel veel gebruik gemaakt van de stagspanningsmeter. Meer op gevoel gedaan. De tips on twos bevatten ook hierover wat nummers.
Slijtage stagen/wantputtingen
Verstaging, wantputtingen (met name zijstagen), trapezestagen en vallen zijn de hardst slijtende onderdelen van de boot. Aangezien een aanzienlijk deel hiervan de mast overeind houdt is het de moeite om deze goed te controleren. Stagen dienen direct vervangen te worden zodra 1 van de strengen gebroken is (gebeurd vooral bij de uiteindes die vaak afgetaped zijn, controleer daaronder dus iig eens per jaar). Wantputtingen voor de zijstagen gaan kapot als de ogen niet sterk genoeg zijn, of als de koppen van de bouten afbreken waarmee de ogen bevestigd zijn. Sinds dit jaar worden er voor de zijstagen hetzelfde soort ogen gebruikt als voor de boeg. Deze zouden steviger moeten zijn. vallen moeten vervangen worden als er redelijk wat strengen van het staaldraad gebroken zijn (gebeurd vooral bij de lus waar deze om het haakje zit). Let ook goed op het synthetische deel van de vallen. Deze slijten nog harder dan het staaldraad en moeten regelmatig opnieuw getakeld worden.
Zeillatten
Zorg ervoor dat de zeillatten goed afgetaped zijn. Anders willen ze er nog wel eens uitvallen.
Telltales
Om de boot goed te kunnen varen zijn 2 telltales in de fok elk aan een kant van het raampje min of meer noodzakelijk. Monteer ze zo dat het plakkertje niet op het raampje zit, anders kan je heel slecht zien welke telltale aan welke kant zit. Om de boot goed te kunnen wedstrijdvaren zijn nog 3 extra telltales nodig in het achterlijk van het grootzeil, elk ongeveer ter hoogte van een zeillat.
Bridle
De bridle is dat "driehoekje" op het achterdek waar de grootschoot doorheen loopt, ook wel overloop genoemd. Deze dient zo ingesteld te worden dat het blok bovenaan de bridle ongeveer 10 cm onder het blok aan de giek zit als de giek helemaal naar binnen is gehaald bij de gewenste twist in het grootzeil. Door dit laatste stukje grootschoot in te halen en de blokken op elkaar te trekken kan bij licht dan de twist eruit getrokken worden om even iets hoger te kunnen knijpen of de hoeveelheid twist aan te passen aan wat meer wind. Bij zwaarder weer kan bij zwaardere bemanningen op deze manier de twist die ontstaat door het wegbuigen van de masttop uit het grootzeil getrokken worden om wat meer power te hebben. Als je echt flink overpowered bent en het kost je veel kracht om het grootzeil binnen te halen, zorg dan dat je de bridle zo hoog hebt staan dat het blok van de bridle en het blok van de giek precies tegen elkaar staan als de giek helemaal binnen gehaald is. Op die manier hoef je de giek alleen horizontaal te bewegen met de schoot en niet ook verticaal. Dat scheelt kracht. De bridle is enorm vervelend om te verstellen. Effectief komt het erop neer dat je hem voor de wedstrijd instelt en daar dan de rest van de wedstrijd mee moet varen.
Schoten en grip
Voor de grootschoot kan het beste een pluizige 8mm lijn gebruikt worden. Dit is de beste combinatie van goed in de hand liggen en toch soepel door de blokken lopen. Voor licht weer kan de vertraging verminderd worden voor snellere responsie door de grootschoot niet aan het hondsvot van het giekblok maar aan het bridleblok vast te knopen. Het kan handig zijn om hier een aparte, kortere schoot voor te kopen zodat je niet een hoop schoot in de boot in de weg hebt liggen dat je toch niet nodig hebt. Voor de spischoten is 6mm gladde lijn handiger om te voorkomen omdat dit soepeler door de ogen loopt. Gebruik van dyneema scheelt in rek van de loefschoot bij halvewinds varen. Fokkeschoten kunnen wat dikker zijn met 8-10mm en pluizig. Sommige mensen varen (met zwaar weer) met een vertraagde fokkeschoot om trimmen voor de bemanning wat makkelijker te maken. Dan is een wat dunnere schoot nodig. Na een paar keer kramp in mijn handen gehad te hebben van de grootschoot bij zwaar weer ben ik overgestapt van zeilhandschoenen naar klushandschoenen met op de palmen een laag plastic/rubber met profiel. Deze slijten redelijk snel, zijn niet heel comfortabel en bijzonder lelijk, maar wel zeer goedkoop en ze hebben verschrikkelijk veel grip. Sinds ik deze handschoenen heb, heb ik nooit meer kramp in mijn handen gehad. Ik kan ze iedereen aanraden! Gill verkoopt ze tegenwoordig ook, voor meer geld, maar ze zien er wel wat beter uit.
Spinnaker
Na een tip van Karel zijn wij over gegaan op het binnenste buiten voeren van de spi. Hierbij zit de bakboord schoothoek aan stuurboord en andersom. Bovendien zitten dan de oogjes voor het strijken aan de voorkant ipv de achterkant. Bij een gehesen spi ligt de strijklijn dan op de spinnaker ipv dat ie alleen aan de twee oogjes hangt. Hierdoor wordt de vorm van de spinnaker minder verstoord. Bijkomend voordeel is dat bij het strijken het onderlijk van de spinnaker door de strijklijn in de chute geschept wordt waardoor het risico dat je over de spinnaker heenvaart veel kleiner wordt. Nadeel is dat de strijklijn meer voor de boot hangt, waardoor deze makkelijk om de schootvanger heen wikkelt. Om deze reden hebben wij een tijd zonder schootvanger gevaren, maar dan gebeurde het weer erg vaak dat we over een spischoot heen voeren. Uiteindelijk hebben we vorig jaar een schootvanger gemaakt van 2 stukken 4mm verstaging van een cm of 30 die aan 1 kant aan de boeg worden vast gemaakt met tie-rips en aan de andere kant aan elkaar. Dit geeft dezelfde vorm als met de tuinslangen, maar dan wat slanker, beter buigbaar en vormvaster. Maar er is geen perfecte oplossing. Bij ons loopt het strijklijntje niet door het onderste oogje van de spi, maar door een harpje dat aan dit oogje vast zit. Dit loopt een stuk soepeler en het oogje in de spi slijt veel minder. De spistrijklijn zit vastgeknoopt aan het bovenste oogje in de spi. 10 cm lager, richting het andere oogje, leggen we nog een knoopje met een kraaltje zodat de twee oogjes bij het strijken niet tegen elkaar aankomen maar er 10 cm ruimte tussen blijft (als het kraaltje tegen het harpje aan komt). Op deze manier wordt de spi wat beter verspreid en zit er niet zo'n dikke prop in de chute. Dit maakt hijsen en strijken een stuk makkelijker.
Zwaard
Mensen hechten altijd veel belang aan het ophijsen van het zwaard op ruime koersen. Mijn ervaring is dat het nut hiervan overschat wordt. Het is nog steeds een nuttig trimmiddel, maar zorg eerst dat je de rest van de boot op orde hebt voordat je met het zwaard aan de gang gaat, en doe het als een van de eerste dingen weer terug als je de benedenboei nadert. Met licht weer zal je er het meeste profijt van hebben en mag hij dus wel een eind omhoog. Let er wel op dat hij dan vaak de neerhouder blokkeert in de gijp. Om die reden zou ik hem met zwaarder weer nooit hoger ophijsen dan dat de neerhouder toelaat. Zodra je wil surfen op golven is wat zwaard ook nodig omdat je anders alleen maar zijwaarts glijdt en sturen op golven dus niet werkt. In tegenstelling tot wat ik ergens heb zien staan kan je prima op het uiteinde van het zwaard staan om de boot overeind te krijgen. Kijk wel een beetje uit met hobbelen. Grootste probleem met stukgaan van het zwaard zijn krassen en het breken van happen uit de trailing edge (achterkant) waar geen versteviging zit. Let dus op met je trapezehaak.
Neerhouder
Zoals ook opgemerkt bij de windranges is de neerhouder een zeer belangrijk triminstrument. Om hem goed te laten werken is het belangrijk dat hij voldoende vertraging heeft, en soepel loopt. Dat eerste is te doen door een stalen oogje toe te voegen om een cascade te creeren. Als het goed is hebben al onze neerhouders deze constructie en is een nieuwe dus makkelijk te maken door een andere te kopieren. De lokatie van het oogje komt erg nauw, omdat deze het bereik van de neerhouder vrij sterk beperkt. Als je en nieuwe neerhouder hebt gemaakt moet je dus even de boot optuigen en testen of het bereik voldoet (let vooral op dat je de mast krom genoeg kan buigen). Verder dient een dunne lijn (3-4mm) gebruikt te worden om alles soepel te laten lopen. Ik heb de neerhouder regelmatig bedient als stuurman en nog nooit 2 handen hoeven gebruiken. De bemanning trekt onder een wat minder gunstige hoek. Het kan dan schelen om een wartel aan het onderste blok te maken zodat deze mee kan draaien.
Cunningham
De klasseregels geven je 2 opties voor het oogje in de halshoek van het grootzeil. Je mag deze vast zetten met een harpje, of je mag deze aantrekken met de cunningham (waarbij deze ook door het cunninghamoog loopt) Deze laatste optie geeft het grootste bereik, maar heeft als nadeel dat bij uitgevierde cunningham het zeil onder een denkbeeldige lijn tussen mastinvoer en schoothoek gaat klapperen omdat de halshoek niet goed gefixeerd is. Daarom varen wij bij licht weer (waarbij minder cunninghambereik nodig is) vaak met een harpje in de halshoek. De val moet hierbij wel laag genoeg kunnen om niet alsnog spanning op het voorlijk te zetten. Dit werkt minder goed met oude grootzeilen omdat hiervan het voorlijk enkele centimeters gekrompen is. Niet heel belangrijk allemaal.
Singlehanden
Een laser 2 is prima in je eentje te varen vanuit de trapeze. Hiervoor zijn wel 2 modificaties nodig:
- De helmstok moet van een dubbele joystick worden voorzien. Een enkele joystick die lang genoeg is kan namelijk niet langs de grootschoot/bridle. Maar een dubbele joystick werkt prima, dus is geen enkel probleem.
- De trapeze elasatieken moeten niet door het kleine oogje vooraan, maar door het spischoot oog gevoerd worden. Je kan dan makkelijker in het midden van de boot (vanwaar je ook alles bedient en overstag gaat) inhaken.
De boot loopt dan zeer lekker en is goed te beheersen (iig met niet al te veel wind). Spinnakeren kan ook. Ik heb de boot half in de wind gelegd om de boom te zetten en te strijken, en dat is veruit het meeste gehannes. De rest is goed te doen.